DIE HERONTDEKKING VAN DIE ‘MOSAïESE REG’ GEEN ‘MODERNE AMERIKAANSE’ TEONOMIESE UITVINDSEL NIE, MAAR PRODUK VAN DIE 16de/17de EEUSE KERKREFORMASIE

DIE HERONTDEKKING VAN DIE ‘MOSAïESE REG’ GEEN ‘MODERNE AMERIKAANSE’ TEONOMIESE UITVINDSEL NIE, MAAR PRODUK VAN DIE 16de/17de EEUSE KERKREFORMASIE*

“Maar jy, bly hier by My staan, dat Ek jou kan meedeel al die gebooie en die insettinge en die verordeninge (Hebr. mispat) wat jy hulle moet leer, dat hulle dit kan doen in die land wat Ek hulle sal gee om dit in besit te neem.” (Dt 5:31)

 Statevertaling kanttekening by Deut. 5:31, “Van hierdie drie agtereenvolgende woorde, beteken die eerste (na die meeste se mening), die sedewet, die tweede, die seremoniële wet, en die derde, die politieke of burgerlike wette of regte (mispat -slc).”

“Die hele inhoud van u woord is waarheid, en al u regverdige verordeninge (Hebr. mispat) is tot in ewigheid.” (Ps 119:160)

“Daar is geen alternatief tussen teonomie en autonomie nie.” – Cornelius Van Til, Christian Theistic Ethics, p. 134.

“Die Kneg van die Here dra die reg uit na die nasies (Jes. 42:1): Reg beteken dit dat in die wette en insettinge van Moses aan die volk geopenbaar is die hele regsorde wat God vir die lewe van die mens op aarde bestem het, m.a.w. die ganse lewe moet aan sekere ordinansies van die Here beantwoord.  Hier het ons dus die gedagte dat nie maar net die kerk nie maar alle vertakkinge van die lewe onder die gebod van God moet kom. Die Kneg van die Here bring nie maar net die evangelie na die mens nie maar die ganse regsorde van God.” – Totius, Versamelde Werke, 1977, deel 4, p. 405

“Die burgerlike wette: Alle wette wat spesiaal vir Israel gegeld het, het met die koms van Christus verval. Die algemeen-menslike betekenis het egter bly staan.” – Prof. W.J. de Klerk en Prof. J.H. van Wyk, Woord en Antwoord katkisasieboek

‘n Lae siening van die wet produseer altyd wettisisme; ’n hoë siening van die wet maak van ’n mens ’n soekende na genade.” — John Gresham Machen

Uit die kerk- en regsgeskiedenis:

1 STRAFRECHTSPLEGING EN REFORMATIE
“In de landen waar de Reformatie het gezag van Rome had weggedrongen, gingen protestants-Christelijke rechtsgeleerden zich in één van de belangrijkste bronnen van het Bijbelse recht verdiepen, namelijk op het Mozaïsche recht.

Hetzelfde verschijnsel zag men ook na ‘de reformatie der negentiende eeuw’ in ons land: prof.mr. D.P.D. Fabius (1851-1931, hoogleraar Vrije Universiteit, lid Gereformeerde Kerken) greep in zijn studie Mozaïsch en Romeinsch Recht (1890) weer terug op het strafrecht van de Pentateuch, evenals Mr. B. Gewin (1873-1911, Ned. Hervormd van gereformeerde beginselen) in zijn Beginselen van Strafrecht (1907).

In het Mozaisch recht vindt men een aantal voorschriften van blijvende betekenis voor de strafrechtspleging. Men denke aan:

– Deut. 16:18: ‘Rechters en ambtlieden zult gij u stellen… dat zij het volk richten met een gericht der gerechtigheid’.

– Exodus 18:13: Openbaarheid van de rechtspraak: ‘Doch het geschiede des anderen daags, zo zat Mozes om het volk te richten; het volk stond voor Mozes van de morgen tot de avond’.

– Numeri 35:30: Eén getuige is onvoldoende: ‘Eén énige getuige zal niet getuigen tegen ene ziel, dat zij sterve‘.

– Deut. 17:6: Twee of drie getuigen vereist: ‘Op de mond van twee getuigen, of drie getuigen, zal hij gedood worden, die sterven zal; op de mond eens énigen getuigen zal hij niet gedood worden‘.

– Deut. 17:10,11: Gehoorzaamheid aan rechterlijke uitspraak: ‘En gij zult doen naar het bevel des woords, dat zij (de rechters) u zullen aanzeggen van diezelve plaats, die de HEER E verkiezen zal en gij zult waarnemen te doen naar alles, dat zij u zullen leren. Naar het bevel der wet, die zij u zullen leren, en naar het oordeel dat zij u zullen zeggen, zult gij doen’.

Daarnaast vindt men in het Mozaïsch strafrecht bepalingen, die kennelijk ceremonieel van aard zijn, zoals de proef van het drinken van water vermengd met stof van de vloer als bewijsmiddel betreffende overspel (Numeri 5:17,24). Kennelijk is de bedoeling van regelingen als deze om de misbruiken en uitwassen van de volkspraktijken te beteugelen.

Met het terugdringen daarvan en met de komst van Christus geldt dat het gebruik van dergelijke ceremoniën onder de Christenen weggenomen moet worden. In deze laatste zin spreekt zich artikel 25 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis van 1561 uit.

Het Mozaïsch strafrecht was van grote betekenis in de Nederlanden, naast oud-vaderlandse rechtsregels verwant aan de Peinliche Gerichtsordnung, die op 27 juli 1532 op de Rijksdag te Regensburg was aangenomen.

De invloed van het Mozaïsch recht was zo groot dat de Staten van Holland het nodig hebben geacht in 1735 te verklaren dat het recht van de vijf boeken van Mozes geen kracht van wet had in de rechtspraak in Holland.”

Bron: STRAFRECHTSPLEGING EN REFORMATIE, F. W. J. den Ottolander (Stichting Studiecentrum SGP (SSC), ‘s-Gravenhage), 1990, p. 9-10.

2 GEREFORMEERDE ETIEK IN NEDERLAND

G Brullenburg Wurth skryf ook met verwysing na Fabius (en Koffyberg) se werke:

“Waaraan is het te danken, dat Israél is een geheiligd, een Gode toegewijd volk? Aan niets anders dan aan dat offer in Christus. En zo, als dat offer van Christus, God gekocht en Hem geheiligd, heeft het volk Gods van de oude dag, heeft ook nog altijd het volk Gods van de nieuwe bedeling, hebben ook nog altijd wij als Christenen, een leven in gehoorzaamheid aan die wet Gods te leiden, wat door Paulus, nieuw-testamentisch uitgedrukt, in Rom. 12:1, aldus wordt gezegd: ,,zo bidden wij u dan door de ontferming Gods, — d. w. z. op grond van het offer van Christus — dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige, Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst”, d. w. z. uw eredienst in Geest en waarheid.

Op grond van dat offer moet Israél ceremonieel rein zijn. Maar op grond van datzelfde offer heeft dat volk en hebben ook wij, in al de levenssferen uit te komen als een rein en heilig, Gode gewijd volk. In die cultische geboden in de ceremoniéle wet kwam voorts ook duidelijk aan de dag het totalitaire karakter der heiliging, die God van Zijn volk vraagt. Tot in de schijnbaar meest onbeduidende dingen toe moest bij Israél het onderscheid tussen rein en onrein uitkomen.

In die bepaalde vormen als dat voor Israél gold, geldt dat nu voor ons niet meer. Maar wel ligt hier een kennelijke heenwijzing ernaar, dat ook in de zedelijke sfeer niets, ook niet het kleinste, als indifferent mag worden gezien.

En nu wat de burgerlijke wet betreft, zeker, ook die droeg den tijdelijk en nationaal-begrensd karakter. Haar geboden golden in de letterlijke zin alleen, zolang Israél als theocratische natie bestond. Maar het zou op een ernstige miskenning van de waarde die burgerlijke wet neerkomen, wanneer men ze, op grond van het feit, dat Israél als theocratische natie nu niet meer bestaat, als voor ons onbelangrijk ter zijde zou stellen. Terecht hebben in onze gereformeerde kring bv. Fabius) en Koffyberg*) op de grote betekenis van het mozaische recht nog steeds voor de kennis van Gods wil voor onze samenleving gewezen. De diepe eenheid van genade en recht komt hier zo duidelijk aan de dag. De bediening der verzoening doet de rechtsorde niet te niet.

God Zelf neemt het hier voor de handhaving van het recht in het leven van Zijn volk op. De theocratische rechter fungeert hier als instrument van God als de Wetgever. Duidelijk komt hier voorts ook uit de zegen, die het recht Gods voor het mensenleven inhoudt. In al de levensverhoudingen, in het gezin, in de maatschappij, in heel de samenJeving, schept het recht Gods de orde, die voor een waarachtig gelukkig mensenleven levensvoorwaarde is. …

En eindelijk treft ons de nauwe samenhang tussen het ethische, het cultische en het juridische toch ook wel in de decaloog als zodanig. Deze wordt wel vaak, en niet ten onrechte, als de zedewet aangeduid. Maar dat mag ons toch nooit voorbij doen zien, dat bv. in het tweede en vierde gebod belangrijke cultische elementen voorkomen, terwijl in het zesde, zevende, achtste en negende gebod wij weer onmiddellijk in de nabijheid van het recht komen, en ook het geheel van deze wet toch wel door en door religieus bepaald is.”

Bron: Het Christelijk Leven: Grondlijnen der Ethiek (Kampe: JH Kok), 1948, p. 100-101.

3 Bronne uit die geskiedenis oor die Mosaïese reg vir alle tye

Sien by hierdie artikel die menigvuldige bronne aanhalings uit die gereformeerde kerkgeskiedenis, beide in die Dordt kontinentale asook Westminster gereformeerde tradisies, oor die pro ‘teonomiese en Teonomiese’ uitsprake ten gunste van die Mosaiese wetgewing se beginsels as fondament van ‘n samelewing se reg:

An Informed Reformed Theonomic Response on the extremely uniformed article “A Critical evaluation of Theonomist eschatology” (PART 3: Reformed theonomic roots in church history, also in SA)

‘Summary: we will see from historical sources, that the essence, of course not the detail (times and contexts differ), but the essence of theonomy, i.e. a call for a return to the wisdom of the Mosaic case/judicial laws and penalties for our socio-political times, is no 20th century or american reconstructionist ‘new’ idea, but has been there as part and parcel of reformed theology, confessions and ethics among many theologians and churches of the Reformation. Of course one can disagree on the specifics and precisely what (and how) laws and penalties are still binding and/or applicable, but the essence of theonomy is rooted in biblical reformed theology, ethics and history.’

____________________________

* Beklemtonings bygevoeg.

One thought on “DIE HERONTDEKKING VAN DIE ‘MOSAïESE REG’ GEEN ‘MODERNE AMERIKAANSE’ TEONOMIESE UITVINDSEL NIE, MAAR PRODUK VAN DIE 16de/17de EEUSE KERKREFORMASIE

Add yours

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.

Blog at WordPress.com.

Up ↑