HELLENBROEK KATKISASIEBOEK: VOORBEELD DER GODDELIJKE WAARHEDEN

HELLENBROEK KATKISASIEBOEK:

VOORBEELD DER GODDELIJKE WAARHEDEN

deur Abraham Hellenbroek (1658-1631)

Inleiding

Dr. D.W. Kruger skryf in sy artikel, Die gereformeerde leesstof van ons Kaapse voorouers, as volg oor Hellenbroek se katkisasieboek wat welbekend en gebruik was deur ons gereformeerde voorouers:

“Van die strenge volgelinge van Voet was Abraham Hellenbroek een van die mees vermaarde. Hy is gebore te Amsterdam op 3 Desember 1658 en oorlede te  Rotterdam op 16 Desember 1731. Hy het in Leiden gestudeer, eers Wysbegeerte en daarna Teologie. In 1683 is hy as predikant georden. Sy preke is dikwels herdruk en hy het ook groot invloed deur sy katkisasieboek verwerf. Onder die titel ‘Voorbeeld der Goddelijke Waarheden voor eenvoudig en die zich bereiden tot de belijdenisse des geloofs,’ uitgegee te Rotterdam 1706. Dit is hierdie katkisasieboek gedurende die I8de eeu op skool in die Kaapkolonie gebruik. Uit het ook in Europa groot opgang gemaak, hoewel dit vandag gekritiseer word cm dat dit te min onderrig in die Christelike godsdiens gee en teveel van ‘n miniatuur-dogmatiek.”

Veral laasgenoemde sin is ‘n baie sterk aanbeveling om juis Hellenbroek oor die algemeen, en dan ook hierdie katkisasieboek spesifiek, vandag te bestudeer, soos altyd, met ‘n oop Bybel. Daar is volgens my kennis nie ‘n Afrikaanse vertaling nie, laat weet gerus as daar wel een was? Of nog beter, laat weet as u dit vir ons in Afrikaans kan vertaal?, dankie! (sien die Engelse vertaling hier: A Specimen of Divine Truth)  Hier is ‘n paar oorsigtelike vrae en antwoorde van Hellenbroek uit sy ‘vraag en antwoord’ katkisasieboek, in navolging van die HK model:

OOR DIE SKRIF

16. VRAAG. Is de H. Schrift volmaakt of onvolmaakt?

ANTWOORD.  Volmaakt. Ps. 19:8. ‘De wet des Heeren is volmaakt.’

17. V. Is er dan van de Heilige Schrift niets verloren of vervalst?
A. Neen; zij is nog zo geheel en zuiver, als zij ooit geweest is. Matth. 5:18.

18. V. Moet men nog overleveringen van mensen bij de H. Schrift hebben?
A. Neen; de H. Schrift alleen is genoeg. Matth. 15:9. ‘Tevergeefs eren zij Mij,  lerende leringen, (die) geboden van mensen zijn.’

19. V. Is de H. Schrift klaar of duister?
A. Klaar, in die dingen, die ter zaligheid nodig zijn. Psalm 119:105. ‘Uw Woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.’

20. V. Nochtans zegt Petrus, dat er in de brieven van Paulus sommige dingen zijn, zwaar om te verstaan, 2 Petr. 3:16?

A. De waarheid van een zaak kan wel klaar geopenbaard zijn, schoon de zaak in zich zelve zwaar om te verstaan blijkt, gelijk het is met alle verborgenheden: als Gods Drieënigheid enz.

21. V. Mag en moet men ook de H. Schrift lezen?
A. Ja; Joh. 5:39. ‘Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.’

22. V. Hoe moet dat onderzoek geschieden?
A. I. In Gods vreze. Ps. 111: 0. II. Met een biddend hart. Ps. 119:18. III. Eerbiedig. Jes. 66:5. IV. Aandachtig en met een geestelijk oordeel. 1 Cor. 2:13.

OOR GOD SE NAME

5. V. Welke zijn Zijn twee gewoonste namen?
A. De naam God en de naam HEERE

6. V. Is de naam God niet maar een naam van een ambt of bediening?
A. Neen; maar een naam van het Wezen Gods zelf. Hij is van nature God, in tegenstelling van de afgoden. Gal. 4:8.

7. V. Nochtans wordt de naam van God ook aan engelen en overheden
gegeven?
A. Dan wordt die buiten zijn eigenlijke betekenis oneigenlijk overgebracht.

8. V. Welke is Gods allergrootste naam?

A. de naam Jehova of HEERE

10. V. Is die naam dan zo groot van betekenis?
A. Ja, hij betekent het zelf-zijn, de onveranderlijkheid en getrouwheid van God. Exod. 3:14. IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL! Exod. 6:2.

11. V. Mag men Christus wel Jehova noemen?
A. Ja; omdat Hij ook waarachtig God is. Jer. 23:6.

24. V. Bewijs eens dat er Goddelijke namen gegeven worden aan de Zoon.
A. I. De naam Heere of Jehova, Jer. 23:6. DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID. II. De naam God. 1Joh. 5: 20. ‘Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven.’

OOR GOD SE WIL

22. V. Hoe wordt Gods wil onderscheiden?
A. In een wil van Gods besluit en een wil des gebods of anders een verborgen en geopenbaarde wil.

23. V. Wat is de wil van Gods besluit?
A. Gods eeuwig voornemen, naar hetwelk Hij Zelf alles doet in de tijd. Ef. 1:11. ‘Hij werkt alle dingen naar de raad Zijns willens.’

24. V. Wat is de wil van Gods gebod, of Zijn geopenbaarde wil?
A. Die Hij ons tot een regel voorschrijft in Zijn Woord, en die Hij van ons gedaan wil hebben. Rom. 12:2. ‘Opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en  welbehagelijke en volmaakte wille Gods zij.’

25. V. Naar welke van die twee moeten wij ons gedragen?
A. Naar de wil des bevels; want de wil des besluits is ons onbekend. Deut. 29:29. ‘De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze.’

OOR GOD SE BESLUITE

6. V Waarover gaan Gods besluiten?
A. Over alle dingen. Ef. 1:11b. ‘Die alle dingen werkt naar de raad Zijns willens.’

7. V. Zijn er ook nog besluiten onder een voorwaarde, die afhangt van des mensen vrije wil?
A. Neen; maar wel onder een voorwaarde, die God mede besloten heeft en die Hij Zelf zekerlijk werkt. Dus had God besloten Petrus zalig te maken, onder voorwaarde van geloof en bekering, maar tegelijk had God besloten, geloof en bekering in de tijd in hem te werken en heeft ze ook dadelijk gewrocht.

1. V. Heeft God ook besloten wie er zalig zal worden en wie niet?
A. Ja.

2. V. Hoe noemt men dat besluit?
A. Praedestinatie of voorverordinering. Rom. 8:30. ‘En die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen.’

3. V. Hoeveel delen of daden Gods moet men daarin onderscheiden?
A. Twee: de verkiezing en de verwerping. 1 Thess. 5:9. ‘Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid.’

4. V. Wanneer is de verkiezing geschied? 

A. Van eeuwigheid.  Ef. 1:4. ‘Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem voor de grondlegging der wereld.’

5. V. Is zij algemeen, zijn alle mensen verkoren?
A.’ Neen; het minste getal. Matth. 20:16b. ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.’

6. V. Gaat zij ook over zekere met name bij God bekende personen?
A. Ja. Rom. 9:13. ‘Jacob heb Ik lief gehad en Ezau heb Ik gehaat.’

7. V. Wat is de reden dat God de ene verkoren heeft en de andere niet?
A. Alleen Gods vrij en souvereine welbehagen. Rom. 9:18. ‘Zo ontfermt Hij Zich dan diens Hij wil en verhardt die Hij wil.’

8. V. Is het dan niet om een voorgezien geloof, of goede werken?
A. Neen. Rom. 9:16. ‘Zo is het dan niet dergenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.’

9. V. Is daar geen hardheid of onrechtvaardigheid in?
A. Neen; want God had rechtvaardig alle mensen kunnen laten verloren gaan.

14. V. Waartoe dient dit leerstuk der voorverordening?
A. Het dient om God te verheerlijken in Zijn oppermacht, onafhankelijkheid, wijsheid, genade, rechtvaardigheid en waarheid. Rom. 11:33. En om de mens te vernederen. Rom. 9:20 en 1 Cor. 4:7.

OOR DIE SKEPPING

5. V. Wie is de Schepper van alles?
A. De Drieënige God. Gen. 1:1. ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde.’

6. V. Wanneer heeft Hij alles geschapen?
A. In den beginne.

7. V. Waaruit is alles geschapen?

A. Uit niets. Rom. 4:17b. ‘En roept de dingen, die niet zijn alsof ze waren.’

8. V. Waar leest men de geschiedenis van de schepping?
A. In Genesis 1.

9. V. In hoeveel tijd schiep God alles?
A. ‘Ten opzichte van de stof in één ogenblik, en ten opzichte van de verdere schikking in zes dagen.

15. V. Wie waren de eerste mensen?
A. Adam en Eva.

24. V. Waartoe heeft God de wereld geschapen?
A. De Heere heeft alles gewrocht om Zijns zelfs wil; dat is, tot Zijn heerlijkheid. Spreuken 16:4.

DIE VOORSIENIGHEID VAN GOD

5. V. Wat is de regering Gods?
A. Die almachtige kracht Gods, waardoor Hij alles bestuurt tot een zeker bepaald einde. Ps. 93:1. ‘De Heere regeert.’

6. V. Waarover gaat de voorzienigheid Gods?
A. Over alle dingen. Ef. 1:11. ‘Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.’

7. V. Ook over kleine dingen?

A. Ja. Matth. 10:30. ‘En ook de haren uws hoofds zijn alle geteld.’

8. V. Strekt dat niet tot oneer van God, Zich met zulke kleine dingen te bemoeien?
A. Neen. I. dewijl het Hem geen oneer is, die te hebben geschapen; II. omdat Hij er ook geen groter dingen om behoeft te verzuimen; III. en Hij er ook dikwijls grote zaken door uitvoert.

9. V. Gaat Gods voorzienigheid ook over dingen, die bij geval gebeuren?
A. Ja. Spr. 16:33. ‘Het lot wordt in de schoot geworpen, maar het gehele beleid daarvan is van de Heere.’

10. V. Geschiedt er dan niets bij geval?

A. Niet ten opzichte van God, maar wel ten opzichte van ons.

16. V. Gaat Gods voorzienigheid ook omtrent de zonde?
A. Ja; Hij laat die toe, bepaalt en bestuurt ze tot een zeker einde. Gen. 50:20.  Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht.

17. V. Werkt God de zonde zelf niet?
A. Neen; een heilig God kan geen oorzaak zijn van iets zondigs. Hij haat en straft de zonde.

18. V. Werkt God dan het goede?
A. Ja. 2 Cor. 3:5. ‘Niet dat wij van ons zelven bekwaam zijn iets te denken als uit ons zelven; maar onze bekwaamheid is uit God.’

19. V. Geeft God daartoe maar eens en voor altijd krachten, of moet Hij
invloeien tot elke bijzondere daad?
A. Hij moet invloeien tot elke bijzondere daad, daartoe opwekkende en medewerkende. Fil. 2:13. ‘Het is God, Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.’

20. V. Waartoe is de leer der voorzienigheid nuttig?
A. Zij leert Gods volk in tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar, en voor het toekomende vertrouwend te zijn. Job 1:21, 22, Gen. 32:10 en Job 13:15.

OOR DIE GENADEVERBOND

1.V. Is er in dezelfs plaats weer een ander verbond opgericht? 

A. Ja, het verbond der genade.

2. V. Wanneer is dat opgericht?
A. Terstond na de val. Gen. 3:15. ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw en tussen uw zaad en tussen haar zaad, datzelve zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen.’

3. V. Wat is het genadeverbond?
A. Het genadeverbond is die weg, langs welke God door Christus het eigendom wordt van de zondaar, en hij een eigendom Gods. Jer. 31:33.

4. V. Met wie wordt dat opgericht?
A. Alleen met de uitverkorenen.

5. V. Wat eist God in dat verbond?
A. Hetgeen Hij daarin eist, is tevens een belofte des verbonds, namelijk: het geloof in Jezus Christus.

6. V. Wat belooft Hij in hetzelve?
A. Genade hier, en het eeuwige leven hiernamaals. Hand. 16:31. ‘Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.’

7. V. Is dat verbond door alle tijden wezenlijk hetzelfde?
A. Ja.

8. V. Hebben dan de gelovigen van het Oude Testament ook aan alle wezenlijke goederen van het genadeverbond deel gehad?

A. Ja. Hebr. 13:8. ‘Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde, en in der eeuwigheid.’

10. V. Hoe gaat de zondaar over in dit verbond?
A. God nadert eerst tot hem, als Hij de zondaar vriendelijk nodigt en bidt. 2 Cor. 5:20. Met veel ernst en oprechtheid. Ezg. 33:11. En al zijn zwarigheden oplost. Jes. 55:2.

11. V. Wat is het gevolg van zulk een nodiging?

A. Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde. Hos. 11:4.

12. V. Wat doet de geroepen zondaar aan zijn kant?
A. Hij neemt de Heere aan tot zijn God en geeft zich aan Hem over ten eigendom. Hoogl. 2:16.

13. V. Welke zijn de eigenschappen van deze toestemming?

A. De zondaar doet dit bedaard, vrijwillig, armoedig, gelovig, oprecht, met een gehele toestemming aan de eisen, zowel als aan de beloften des verbonds. Ps. 51:8.

13. V. Wat zijn de gevolgen van deze toestemming?
A. God gedenkt aan Zijn Verbond tot in Eeuwigheid. Ps. 105:8. En de bondgenoten hebben recht om te eisen alles wat tot het leven en de gelukzaligheid nodig is. Ps. 74:19-21. …

VIR WIE HET CHRISTUS GESTERWE

5. V. Wanneer is die offerande (van Christus) geschied?
A. In Zijn ganse lijden, doch bijzonder aan het kruis. 1 Petr. 2:24. Die zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout.

6. V. Aan wie heeft Hij zich opgeofferd?
A. Aan Zijn Vader.

7. V. Voor wie heeft Hij Zich opgeofferd?
A. Voor alle uitverkorenen.

8. V. Is Zijn offerande een ware offerande van verzoening geweest?
A. Ja. Hebr. 10:14. ‘Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.’

9. V. Wat is Zijn voorbidding?
A. Dat Hij Zijn verdienste gedurig voordraagt aan de Vader, en daarop eist de zaligheid van de Zijnen. Joh. 17:24. ‘Vader! Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt.’

10. V. Waar bidt Hij dus?
A. In de hemel. Rom. 8:34. ‘Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.’

11. V. Voor wie?
A. Alleen voor de uitverkorenen. Joh. 17:9. ‘Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt.’ …

8. V. Voor wie heeft Christus voldaan?
A. Alleen voor de uitverkorenen.

9. V. Is Hij dan niet gestorven voor alle mensen?
A. Neen; maar alleen voor Zijn Volk. Matth. 1:21. Voor Zijn schapen. Joh. 10:11. Voor Zijn Gemeente. Hand. 20:28.

10. V. Hoe moet men het dan verstaan, als Christus meermalen gezegd wordt, gestorven te zijn voor de wereld, en voor alle mensen?

A. Daardoor moet men verstaan, óf al de uitverkorenen in de wereld, óf de wereld der heidenen, benevens de Joden, nu onder het Nieuwe Testament, óf allerlei soort van mensen.

11. V. Wat heeft deze voldoening uitgewrocht?
A. God is nu verzoend met de uitverkoren zondaar; En hij ontvangt het recht ten leven. Gal. 4: 4,5.  …

DIE INWENDIGE EN UITWENDIGE ROEPING DEUR DIE EVANGELIE

5. V. Hoe velerlei roeping is er?

A. Tweeërlei: een uitwendige en een inwendige roeping.

6. V. Waardoor geschiedt de uitwendige roeping?
A. Door Gods Woord. Spr. 9:3-6.

7. V. Waardoor geschiedt de inwendige roeping?
A. Door Gods Geest. Jer. 31:33.

8. V. Wie worden er uitwendig geroepen?
A. Allerlei soort van mensen, ook wel die niet uitverkoren zijn. Matth. 20:16. ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.’

9. V. Is dan de uitwendige roeping algemeen?

A. Wel onder het Christendom, maar niet door de gehele wereld.

10. V. Is zij nochtans nu niet algemener dan onder het Oude Testament?
A. Ja; toen ging zij alleen over de Joden; nu ook over de heidenen.

11. V. Is er geen zaligmakende roeping in de natuur? 
A. Neen; de natuur weet van Christus niet, en buiten Hem is er geen zaligheid.

12. V. Is de uitwendige roeping alleen niet genoeg tot bekering?
A. Neen; 1 Cor. 3:7. ‘Zo is dan noch hij, die plant iets, noch hij die nat maakt, maar God, Die de wasdom geeft.’

13. V. Wat moet er dan nog bijkomen?
A. De inwendige roeping, gelijk Lydia. Hand. 16:14. ‘Welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd.’

14. V. Wie worden dan inwendig geroepen?
A. Alleen de uitverkorenen. Rom. 8:30. ‘Die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen.’

15. V. Wat is de inwendige roeping?

A. Een krachtige verandering van de mens. …

OOR DIE KERK EN SAKRAMENTE

14. V. Wat zijn de kentekenen van de ware kerk?
A. De zuivere prediking van Gods Woord en de rechte bediening der sacramenten.

15. V. Is de oudheid niet een kenteken van de kerk?
A. Neen; want des satans rijk is ook oud.

16. V. Is veelheid van mensen niet een kenteken?

A. Neen, Christus’ kerk is een klein kuddeke. Luk. 12:32.

17. V. Is voorspoed naar de wereld niet een kenteken?

A. Neen. Joh. 16:33. ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben.’

18. V. Waarin bestaat de macht van de kerk?

A. In het gebruik van de sleutelen des hemelrijks.

19. V. Hoevele zijn die?

A. Twee: de prediking des Evangeliums en de Christelijke ban.

20. V. Is het genoeg een uiterlijk lid der kerk te zijn?
A. Neen; men moet onderzoeken of men een levend lid daarvan zij. …

8. V. In wiens naam wordt men dan gedoopt?
A. In de naam des Vaders en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Matth. 28:19.

9. V. Mag elkeen dopen in tijd van nood?
A. Neen; alleen die gezonden zijn om te leren. Matth. 28 : 19. Gaat dan henen, onderwijst alle volken, dezelve dopende.

10. V. Mag men dan ook kinderen dopen? 
A. Ja. U komt de belofte toe, en uw kinderen.

11. V. Is de Doop noodzakelijk?
A. Ja; uit kracht van Christus’ bevel.

12. V. Hangt er de zaligheid volstrekt van af?

A. Neen; God bindt nooit Zijn genade aan het sacrament. …

REDDING DEUR DIE GELOOF

20. V. Worden wij dan gerechtvaardigd om het geloof?
A. Neen; de H. Schrift zegt wel uit het geloof, en door het geloof, maar nooit om het geloof.

21. V. Hoe komt dan hier het geloof te pas?
A. Als een hand of een instrument, waardoor men de verdienste van Christus aanneemt. …

10. V. Welke is de voornaamste en eigenlijke rechtvaardigmakende daad des geloofs?
A. Het is die daad der ziel, waardoor zij hartelijk wil en wenst, niet alleen dat de beloften des Evangeliums in zich zelve waar mogen zijn, maar waardoor zij ook met overgegeven genegenheid de Heere Jezus als de enige oorzaak van haar zaligheid, met verloochening van zich zelve en alle andere dingen of personen, begeert en dadelijk aangrijpt.

11. V. Wat is het gevolg van de rechtvaardigmakende daad des geloofs?
A. De bijzondere en zekere toepassing van de beloften des Evangeliums en de Heere Jezus tot de eigen persoon van elke gelovige, welke geenszins altijd tegenwoordig is in alle gelovigen, door de aanvechtingen des satans, de beschuldiging van de Wet, en de verleidingen des vleeses; doch naar welke echter allen moeten staan, die Jezus oprecht aannemen. …

DIE WET VAN GOD

1. V. Hoe velerlei wetten gaf God aan Israël?
A. Drieërlei: I. De wet der zeden; II. De wet der politie of de burgerlijke wet; III. De wet der ceremoniën of der plechtigheden.

2. V. Welke van die drie duurt nu nog?

De wet der zeden, die een eeuwigdurende wet is.

3. V. Wanneer zijn de andere dan afgeschaft?
A. Met de tijd van het Nieuwe Testament. …

DIE VREDESRAAD VAN GOD

2. V. Wat verstaat gij door de raad des vredes?
A. De wil des Vaders van eeuwigheid om de uitverkorenen door Christus’ lijden te verlossen, en de wil des Zoons om Zichzelven tot een Borg te stellen voor de uitverkorenen.

10. V. Wat was het werk des Zoons in dat verdrag (vrederaad)?
A. Christus stemde aan Zijn zijde toe de eis des Vaders en nam aan volkomen voor de uitverkorenen te voldoen. Ps. 40: 8,9. Toen zeide ik: „Zie, Ik kom; in de rol des Boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen, en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.”

11. V. Heeft Gods Zoon nog iets gedaan?
A. Ja; Hij deed een wedereis, dat Hij de uitverkorenen dan zou hebben tot Zijn erfdeel. Ps. 2:8. Eis van Mij en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting. …

VERSKILLENDE DWALINGE EN GROEPE

5. V. Wat zijn Joden?
A. Joden zijn de nakomelingen van Abraham, de negende van Sem, en worden sedert de Babylonische gevangenschap, naar Juda, de zoon van Jacob, Joden genaamd. Onder hen was, voor de komst van Christus, de ware kerk.

6. V. Welke is hun hedendaagse gevoelen? 
A. Zij zeggen, dat Jezus de Nazarener niet de door God beloofde Messias is; daarom loochenen zij de Goddelijkheid en het gezag van de schriften des N. Verbonds, wachtende nog de komst van de Messias, Die zij zich als een aards en machtig vorst voorstellen. …

12. V. Van wie zijn de Luthersen afkomstig?
A. Zij worden genaamd naar Luther, de grote hervormer der zestiende eeuw.

13. V. Welke is hun hoofddwaling?

A. Dat Christus’ lichaam bij de hemelvaart alomtegenwoordig is geworden, waaruit volgt, dat Christus ook lichamelijk in, met en onder het brood in het Avondmaal is, hetwelk zij consubstantiatie noemen. …

18. V. Van wie hebben de Arminianen of Remonstranten hun oorsprong?
A. Van Jacobus Arminius, Doctor in de Godgeleerdheid en Professor te Leiden, die in het begin der zeventiende eeuw leefde en wiens navolgers later Remonstranten zijn genoemd naar een smeekschrift, remonstrantie geheten, dat door hen bij de regering werd ingeleverd, en waarin zij zich verdedigden en vrijheid verzochten om hun Godsdienst uit te oefenen.

19. V. Welke zijn hun dwalingen?
A. Zij leren:
1. Dat de verkiezing geschied is om een voorgezien geloof en goede werken.
2. Dat Christus voor alle mensen heeft voldaan.
3. Dat de wil der mensen vrij is zowel om het goede als het kwade te kiezen.
4. Dat de Geest Gods niet onwederstandelijk werkt in de bekering.
5. Dat de gelovigen uit de staat der genade kunnen vallen.

Sien die volledige Nederlandse en Engelse tekste van Hellenbroek se katkisasieboek.

___________________________________________

Sien ook hierdie verskillende afdelings oor die genadeverbond, verhouding OT en NT, wet en evangelie ens., wat alles wesentlik belangrike onderwerpe vir ons Christelike geloof en kerkwees:

https://proregno.com/category/wet-en-evangelie/

https://proregno.com/category/vriend-van-god-artikels-oor-die-genadeverbond/

https://proregno.com/category/genadeverbond/

https://proregno.com/category/verbond/

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.

Blog at WordPress.com.

Up ↑