DIE PERSOONLIKE EREDIENS VERVANG
NIE PUBLIEKE/GESAMENTELIKE EREDIENSTE NIE
deur Franciscus Gomarus
“Van de vierde gebod geeft de schrijver een uitvoerige exegese. Daarbij komt de openbare en de persoonlijke eeredienst ter sprake. De eerste openbaart zich naar buiten en naar binnen.
Naar buiten bestaat hij in gebedsgemeenschap met God (zie ook Psalm 92), in het waarnemen der heilige plechtigheden van den sabbat en in het brengen van offers in de heilige samenkomst. Naar binnen is hij een heiligheid der ziel, die met dien uiterlijken eeredienst verbonden is en die een levend geloof in God, haar Schepper en Verlosser, en een oprecht berouw, dat bestaat in het hat en van het kwade en het zoeken van het goede, omvat. Ontbreekt die eeredienst, dan wordt de sabbat ontheiligd en door God vervloekt; is zij aanwezig, dan is de sabbat heilig en door God aangenomen.
Persoonlijk is die eeredienst, welke buiten de heilige samen komst wordt waargenomen. Hij gaat aan deze vooraf en bestaat in een nauwgezette overweging van de beteekenis van den openbaren eeredienst en een morgengebed om kracht van God om den sabbat recht te heiligen. Ook volgt de persoonlijke eeredienst op den openbaren. Deze persoonlijke eeredienst is drieledig en omvat:
- de overdenking en het onderzoek van het gehoorde Goddelijke Woord en van de Goddelijke daden,
- het onderricht in den waren godsdienst, aan gezin en naaste omgeving en de beoefening van werken van barmhartigheid,
- heilige blijdschap.
De bevestiging van den sabbat steunt op:
- de rust Gods,
- de bevrijding van en de rust na het slavenwerk in Egypte, en
- het teeken van Gods verbond.
De lichamelijke sabbatsrust is een spiegel van de tweeledige geestelijke sabbatsrust: de weldaad Gods van onze verlossing en de menschelijke plicht om af te laten van alle booze werken.
Dit algemeene sabbatsgebod geldt voor alle menschen op aarde voor en na Christus’ komst, maar het speciale sabbatsgebod betrof alleen het Joodsche volk tot de komst van Christus. Het eeuwig verbond verklaart niet, dat de Joodsche sabbat voortdurend onderhouden zou moeten worden.”
(Bron: Franciscus Gomarus, prof. dr. G.P. van Itterzon, 1930, p. 306)
Leave a Reply